C:\WINDOWS>SHUTDOWN /?
Syntaxis: shutdown
[/i | /l | /s | /r | /g | /a | /p | /h | /e
] [/f
][/m \\computer
][/t xxx
][/d
[p|u:
]xx:yy
[/c "opmerking"
]]No args Help weergeven. Dit komt overeen met de
schakeloptie /?.
/? Help weergeven. Dit komt overeen met het weglaten
van
alle schakelopties.
/i De grafische gebruikersinterface weergeven.
Dit moet de eerste schakeloptie zijn.
/l Afmelden. Deze schakeloptie kan niet samen met de
opties /m en /d worden gebruikt.
/s De computer afsluiten.
/r De computer afsluiten en opnieuw opstarten.
/g Computer afsluiten en opnieuw opstarten. Start
geregistreerde
toepassingen opnieuw nadat de computer opnieuw is
opgestart.
/a Afsluiten van de computer afbreken.
Dit kan alleen tijdens de time-out worden
gebruikt.
/p De lokale computer zonder time-out of waarschuwing
afsmluiten.
Kan samen met de opties /d en /f worden gebruikt.
/h De lokale computer in de sluimerstand zetten.
Kan samen met /f worden gebruikt.
/e Geef een reden op voor de onverwachte afsluiting
van de computer.
/m \\computer Geef de doelcomputer op.
/t xxx Stelt de time-outperiode voor afsluiten op xxx
seconden in.
Het geldige bereik ligt tussen 0 en 600 met een
standaardwaarde van 30.
Als u /t xxx gebruikt, moet u ook de optie /f
gebruiken.
/c "commentaar" Geef een commentaar bij de reden voor het
opnieuw
opstarten of afsluiten op.
Maximaal 512 tekens toegestaan.
/f Hiermee worden actieve toepassingen geforceerd
gesloten
zonder een waarschuwing aan de gebruikers.
/f wordt automatisch ingesteld, samen met /t xxx.
/d
[p|u:
]xx:yy
Geef de reden voor het opnieuw opstarten of
afsluiten op.
'p' geeft aan dat het opnieuw opstarten of
afsluiten is
gepland.
'u' geeft aan dat de reden door de gebruiker is
opgegeven.
Als 'p' noch 'u' zijn opgegeven, is het opnieuw
opstarten
of het afsluiten onverwacht gebeurd.
xx de primaire redencode opgegeven (positief
geheel
getal kleiner dan 256).
yy de secundaire redencode opgegeven (positief
geheel
getal kleiner dan 65536).
Redenen op deze computer:
Type: E = verwacht, U = onverwacht, P = gepland, C = opgegeven
door gebruiker.
Hoog en laag geven de ernst van de gebeurtenissen aan.
De cijfers in de kolommen geven het aantal gebeurtenissen aan.
Type Hoog Laag Titel
U 0 0 Overige (niet gepland)
E 0 0 Overige (niet gepland)
E P 0 0 Overige (gepland)
U 0 5 Andere fout: systeem reageert niet
E 1 1 Hardware: onderhoud (niet gepland)
E P 1 1 Hardware: onderhoud (gepland)
E 1 2 Hardware: installatie (niet gepland)
E P 1 2 Hardware: installatie (gepland)
P 2 3 Besturingssysteem: upgrade (gepland)
E 2 4 Besturingssysteem: nieuwe configuratie (niet
gepland)
E P 2 4 Besturingssysteem: nieuwe configuratie (gepland)
P 2 16 Besturingssysteem: servicepack (gepland)
2 17 Besturingssysteem: hotfix (niet gepland)
P 2 17 Besturingssysteem: hotfix (gepland)
2 18 Besturingssysteem: beveiligingsfix (niet gepland)
P 2 18 Besturingssysteem: beveiligingsfix (gepland)
E 4 1 Toepassing: onderhoud (niet gepland)
E P 4 1 Toepassing: onderhoud (gepland)
E P 4 2 Toepassing: installatie (gepland)
E 4 5 Toepassing: reageert niet
E 4 6 Toepassing: instabiel
U 5 15 Systeemfout: stopfout
E 5 19 Beveiligingsprobleem
U 5 19 Beveiligingsprobleem
E P 5 19 Beveiligingsprobleem
E 5 20 Netwerkverbindingen verbroken (niet gepland)
U 6 11 Stroomstoring: snoer niet aangesloten
U 6 12 Stroomstoring: omgeving
P 7 0 Afsluiten met oudere API
C:\WINDOWS>SUBST /?
Een pad aan een stationsletter koppelen.
SUBST
[station1:
[station2:
]pad
]SUBST station1: /D
station1: Bepaalt het virtuele station waaraan u een pad
wilt toewijzen.
[station2:
]pad Bepaalt het fysieke station en pad waaraan u
een
virtueel station wilt toewijzen.
/D Verwijdert een gekoppeld (virtueel) station.
Als u een lijst met huidige virtuele stations wilt weergeven,
typt u SUBST zonder parameters.
C:\WINDOWS>SYSTEMINFO /?
SYSTEMINFO
[/S systeem
[/U gebruikersnaam
[/P wachtwoord
]]] [/FO
indeling
][/NH
]Beschrijving:
Dit hulpprogramma geeft de configuratiegegevens van het
besturingssysteem
een lokale of externe computer, inclusief servicepack-
niveaus.
Parameterlijst:
/S systeem Bepaalt het systeem voor de
verbinding
/U
[domein\
]gebruiker Bepaalt de gebruikerscontext
waarbinnen de
opdracht moet worden uitgevoerd.
/P
[wachtwoord
] Bepaalt het wachtwoord voor de
gegeven
gebruikerscontext. Vraagt om invoer
indien
weggelaten.
/FO indeling Bepaalt in welke indeling de uitvoer
moet worden
weergegeven. Geldige waarden:
"TABLE", "LIST" en
"CSV".
/NH Bepaalt dat de kolomkop niet in de
uitvoer moet
worden weergegeven. Alleen geldig
voor de
indelingen "TABLE" en "CSV".
/? Dit helpbericht weergeven.
Voorbeelden:
SYSTEMINFO
SYSTEMINFO /?
SYSTEMINFO /S systeem
SYSTEMINFO /S systeem /U gebruiker
SYSTEMINFO /S systeem /U domein\gebruiker /P wachtwoord /FO
TABLE
SYSTEMINFO /S systeem /FO LIST
SYSTEMINFO /S systeem /FO CSV /NH