C:\WINDOWS>RELOG /?
Microsoft ® Relog.exe (6.0.6000.16386)
Met Relog
maakt u
nieuwe
prestatielogboeken van gegevens in bestaande
prestatielogboeken door de steekproeffrequentie te wijzigen en/of
de
bestandsindeling te converteren. Deze opdracht biedt
ondersteuning voor alle
indelingen van prestatielogboeken, inclusief gecomprimeerde
logboeken van
Windows NT 4.0.
Syntaxis:
relog <bestandsnaam
[bestandsnaam ...
]>
[opties
]Parameters:
<bestandsnaam
[bestandsnaam ...
]> Nieuw in logboek vast te
leggen
prestatiebestand.
Opties:
-? Contextgevoelige Help weergeven.
-a Uitvoer aan het bestaand binair
bestand
toevoegen.
-c <path
[path ...
]> De items die uit het
invoerlogboek moeten
worden gefilterd.
-cf <bestandsnaam> Een bestand met de
prestatiemeteritems die
uit het invoerlogboek moeten
worden
gefilterd. Standaard zijn dit
alle items in
het oorspronkelijke
logboekbestand.
-f <CSV|TSV|BIN|SQL> Indeling uitvoerbestand.
-t <waarde> Alleen elke zoveelste record naar
het
uitvoerbestand wegschrijven.
Standaard wordt
elke record weggeschreven.
-o Pad naar uitvoerbestand of SQL-
database.
-b <dd.MM.yyyy HH:mm:ss> De begintijd voor de eerste
record die naar
het uitvoerbestand wordt
weggeschreven.
-e <dd.MM.yyyy HH:mm:ss> De eindtijd voor de laatste
record die naar
het uitvoerbestand wordt
weggeschreven.
-config <bestandsnaam> Instellingenbestand met
opdrachtopties.
-q De prestatiemeteritems in het
invoerbestand
weergeven.
-y Alle antwoorden zonder te vragen
met ja
beantwoorden.
Voorbeelden:
relog logfile.csv -c "\Processor(_Total)\% Processor Time" -o
logfile.blg
relog logfile.blg -cf counters.txt -f bin
relog logfile.blg -f csv -o logfile.csv -t 2
relog logfile.blg -q -o counters.txt
C:\WINDOWS>REXEC /?
Pistes op externe machines draaien van de
rexec service. Rexec verifieert de gebruiker
de naam van de gastheer op afstand,
vóór de uitvoering van de opgegeven commando.
Rexec host
[-l gebruikersnaam
] [-n
] commando
Hier kunt u de remote host host waarop het uitvoeren van commando.
- l gebruikersnaam geeft u de gebruikersnaam op de host op afstand.
- n Omleidingen de inbreng van rexec aan NULL.
commando geeft u het commando te voeren.
rexec wordt niet herkend als een interne
of externe opdracht, programma of batchbestand.C:\WINDOWS>ROUTE /?
Netwerkrouteringstabellen manipuleren.
ROUTE
[-f
] [-p
] [-4|-6
] opdracht
[bestemming
][MASK netmasker
] [gateway
] [METRIC metric
] [IF
interface
]-f Wist alle gatewayvermeldingen uit de
routeringtabellen.
Als deze optie wordt gebruikt met een van de
opdrachten worden
de tabellen leeggemaakt voordat de opdracht wordt
uitgevoerd.
-p Als deze optie samen met de opdracht ADD wordt
gebruikt,
wordt de route permanent gemaakt, dat wil zeggen:
de route
wordt niet verloren tijdens het herstarten van het
systeem.
Standaard blijven routes namelijk niet behouden
als het
systeem opnieuw wordt opgestart. Niet geldig voor
alle andere
opdrachten, die altijd de specifieke permanente
routes
beïnvloeden. Deze optie wordt niet ondersteund in
Windows 95.
-4 IPv4 gebruiken.
-6 IPv6 gebruiken.
opdracht Eén van vier mogelijke opdrachten:
PRINT Geeft een route weer
ADD Voegt een route toe
DELETE Verwijdert een route
CHANGE Wijzigt een bestaande route
Doel Bepaalt de host.
MASK Bepaalt dat de volgende parameter de waarde voor
netmasker is.
netmask Bepaalt een subnetmaskerwaarde voor deze
routevermelding. Als
de waarde niet is opgegeven, wordt 255.255.255.255
gebruikt.
gateway Bepaalt de gateway.
interface Het interfacenummer voor de opgegeven route.
METRIC Bepaalt de metric (kosten) naar het doel.
Alle symbolische namen die voor bestemming worden gebruikt,
worden opgezocht
in het netwerkdatabasebestand NETWORKS. De symbolische namen voor
de gateway
worden opgezocht in het hostnamen-databasebestand HOSTS.
Als de opdracht PRINT of DELETE is, kunnen jokertekens worden
gebruikt
(*) voor de parameters bestemming en gateway. U kunt ook
eventueel de
gateway-parameter weglaten.
Als de parameter bestemming een * of ? bevat, wordt deze
behandeld als een
shell-patroon en worden alleen overeenkomende routes weergegeven.
Het teken * staat voor een willekeurige tekenreeks en ? voor een
willekeurig
teken. Bijvoorbeeld: 157.*.1, 157.*, 127.*, *224*.
De overeenkomsten in patronen worden alleen toegestaan voor de
opdracht PRINT.
Diagnostische gegevens:
Een ongeldige MASK zal een foutbericht genereren. Een MASK is
ongeldig
wanneer (BESTEMMING & MASK) != BESTEMMING.
Voorbeeld> route ADD 157.0.0.0 MASK 155.0.0.0 157.55.80.1 IF
1
Deze opdracht zal de volgende foutmelding geven:
Kan niet toevoegen aan de route: de opgegeven
parameter voor
de mask is ongeldig.
(Bestemming & Mask) != Bestemming.
Voorbeelden:
> route PRINT
> route PRINT -4
> route PRINT -6
> route PRINT 157* .... alleen adressen met 157*
afdrukken
> route ADD 157.0.0.0 MASK 255.0.0.0 157.55.80.1 METRIC 3 IF
2
bestemming^ ^masker ^gateway metric^
^
Interface^
Als IF niet is opgegeven, probeert de opdracht de beste
interface voor
een opgegeven gateway te vinden.
> route ADD 3ffe::/32 3ffe::1
> route CHANGE 157.0.0.0 MASK 255.0.0.0 157.55.80.5 METRIC 2
IF 2
CHANGE wordt gebruikt voor het aanpassen van alleen de
gateway en/of
metric.
> route DELETE 157.0.0.0
> route DELETE 3ffe::/32