C:\WINDOWS>HELP MODE
Systeemapparaten configureren.
Seriële poort: MODE COMm
[:
] [BAUD=b
] [PARITY=p
] [DATA=d
] [STOP=s
][to=on|off
] [xon=on|off
] [odsr=on|off
][octs=on|off
] [dtr=on|off|hs
][rts=on|off|hs|tg
] [idsr=on|off
]Apparaatstatus: MODE
[apparaat
] [/STATUS
]Afdrukken herleiden: MODE LPTn
[:
]=COMm
[:
]Codetabel selecteren: MODE CON
[:
] CP SELECT=yyy
Status codetabel: MODE CON
[:
] CP
[/STATUS
]Weergavemodus: MODE CON
[:
] [COLS=c
] [LINES=n
]Typematic-ratio: MODE CON
[:
] [RATE=r DELAY=d
]C:\WINDOWS>HELP MORE
Uitvoer scherm voor scherm weergeven.
MORE
[/E
[/C
] [/P
] [/S
] [/Tn
] [+n
]] <
[station:
][pad
]bestandsnaam
opdrachtnaam | MORE
[/E
[/C
] [/P
] [/S
] [/Tn
] [+n
]]MORE /E
[/C
] [/P
] [/S
] [/Tn
] [+n
] [bestanden
][station:
][pad
]bestandsnaam Geeft een bestand op dat scherm
voor
scherm moet worden weergegeven.
opdrachtnaam Een opdracht waarvan de
uitvoer wordt weergegeven.
/E Schakelt uitgebreide kenmerken in
/C Wist scherm voordat pagina wordt weergegeven
/P Breidt FormFeedtekens uit
/S Van meerdere witregels wordt één regel gemaakt
/Tn Breidt tabs uit tot n spaties (standaard 8)
U kunt schakelopties opgeven in de
omgevingsvariabele
MORE.
+n Geef het eerste bestand weer op regel n
bestanden Lijst van bestanden die moeten worden
weergegeven.
Bestanden in de lijst worden door witruimtes
gescheiden.
Als uitgebreide kenmerken zijn ingeschakeld, zijn de volgende
extra opdrachten toegestaan:
P n Geeft volgende n regels weer
S n Slaat volgende n regels over
F Geeft volgende bestand weer
Q Stoppen
= Geeft regelnummer weer
? Geeft Help-regel weer
<spatiebalk> Geeft volgende pagina weer
<enter> Geeft volgende regel weer
C:\WINDOWS>HELP MOVE
Bestanden verplaatsen en bestanden en mappen een nieuwe naam
geven.
Als u één of meer bestanden wilt verplaatsen:
MOVE
[/Y | /-Y
] [staton:
][pad
]bestandsnaam1
[,...
] doel
Als u een map een nieuwe naam wilt geven:
MOVE
[/Y | /-Y
] [station:
][pad
]mapnaam1 mapnaam2
[station:
][pad
]bestandsnaam1
Bepaalt de locatie en naam van bestand of
bestanden
die u wilt verplaatsen.
doel Bepaalt de nieuwe locatie van het
bestand. Doel kan
bestaan uit een stationsletter en dubbele punt,
een
mapnaam of een combinatie hiervan. Als u slechts
één bestand verplaatst, kunt u ook een
bestandsnaam
opgeven als u het bestand een nieuwe naam wilt
geven
tijdens het verplaatsen.
[station:
][pad
]mapnaam1 Bepaalt de map die u een nieuwe naam
wilt geven.
mapnaam2 Bepaalt de nieuwe naam van de map.
/Y Onderdrukt vragen om bevestiging als u
een bestaand
doelbestand wilt overschrijven.
/-Y Vragen om bevestiging als u een
bestaand doelbestand
wilt overschrijven.
De schakeloptie /Y kan aanwezig zijn in de omgevingsvariabele
COPYCMD.
Dit kan worden onderdrukt door /-Y op de opdrachtregel. Standaard
wordt
gevraagd om bevestiging bij overschrijven tenzij de opdracht MOVE
wordt
uitgevoerd vanuit een batchscript.