C:\WINDOWS>HELP DISKCOMP
De inhoud van twee diskettes vergelijken.
DISKCOMP
[station1:
[station2:
]]C:\WINDOWS>HELP DISKCOPY
Kopieert de inhoud van een diskette naar een andere diskette.
DISKCOPY
[station1:
[station2:
]] [/V
]/V Controleert of de gegevens juist zijn gekopieerd.
De twee diskettes moeten van hetzelfde type zijn.
U mag hetzelfde station voor station1 en station2 opgeven.
C:\WINDOWS>HELP DOSKEY
Opdrachtregels bewerken, Windows-opdrachten terugroepen en
macro's maken.
DOSKEY
[/REINSTALL
] [/LISTSIZE=grootte
] [/MACROS
[:ALL | :EXE-
naam
]][/HISTORY
] [/INSERT | /OVERSTRIKE
] [/EXENAME=EXE-naam
][/MACROFILE=bestandsnaam
] [macronaam=
[tekst
]]/REINSTALL Installeert een nieuwe kopie van Doskey.
/LISTSIZE=grootte Stelt grootte in van
opdrachtgeschiedenisbuffer.
/MACROS Geeft alle Doskey-macro's weer.
/MACROS:ALL Geeft alle Doskey-macro's weer voor alle
uitvoerbare
bestanden met Doskey-macro's.
/MACROS:EXE-naam Geeft alle Doskey-macro's weer voor het
opgegeven
EXE-bestand.
/HISTORY Geeft alle in het geheugen opgeslagen
opdrachten weer.
/INSERT Geeft aan dat de nieuw ingevoerde tekst in
de oude
tekst moet worden ingevoegd.
/OVERSTRIKE Geeft aan dat nieuwe tekst oude tekst
overschrijft.
/EXENAME=EXE-naam Het uitvoerbare bestand.
/MACROFILE=bestandsnaam
Een te installeren bestand met macro's.
macronaam Een naam voor de macro die u maakt.
tekst Opdrachten die u wilt opnemen.
Met PIJL-OMHOOG en PIJL-OMLAAG roept u opdrachten opnieuw op; ESC
wist
de opdrachtregel; met F7 wordt de opdrachtregelgeschiedenis
weergegeven;
ALT+F7 wist de opdrachtregelgeschiedenis; F8 doorzoekt de
opdrachtregel-
geschiedenis. Met F9 selecteert u een opdracht per nummer;
ALT+F10 wist macrodefinities.
De volgende codes zijn speciale codes in Doskey-macrodefinities:
$T Opdrachtscheidingsteken. Maakt het mogelijk meerdere
opdrachten
te gebruiken in een macro.
$1-$9 Batchparameters. Komen overeen met %1-%9 in
batchprogramma's.
$* Wordt vervangen door alles achter de macronaam in de
opdrachtregel.